Hij is nóg kleiner dan het winterkoninkje: de goudhaan. Dit kleinste zangvogeltje van Europa is kleiner dan negen centimeter en weegt tussen de vier en de acht gram. Juist nu in de winter zijn er hele groepen in het bos actief. Hoewel, ze zijn niet makkelijk te ontwaren en ook hun geluid valt niet echt op. Alleen wie heel goed kijkt, kan het vogeltje ontdekken en ziet dan vaak - goudhaantjes zijn sociale dieren die graag in groepsverband leven – een heel stel bij elkaar. Ze verlaten hun beschutte plek alleen als het hoognodig is. Liever scharrelen ze hun kostje bij elkaar in de struiken. Er zijn gevallen bekend waarin goudhaantjes vanuit stilstand opvliegen en spinnen uit hun web pikken of spinnen te grazen nemen die zich met een vluchtdraad in veiligheid proberen te brengen. Doorgaans houden ze het echter bij bladluizen op de onderkant van bladeren en insectjes die ze tussen de boomschors vandaan halen. Ze hebben een voorkeur voor naaldbossen, en dan het liefst sparrenbos. Goudhaantjes zijn in onze regio geen zeldzaamheid – ze laten zich alleen niet graag zien.
In de wintermaanden krijgen de inheemse vogels versterking in de vorm van broedvogels uit het noorden die in koude tijden onze kant op komen. In het Oost- en Noordzeegebied komen zelfs hele hordes vogels uit Scandinavië en Siberië. Ze blijven een tijdje en trekken dan weer verder. Het goudhaantje is te herkennen aan de gouden kruinstreep die over het kopje loopt. De streep is omringd door zwarte veren en daardoor nog opvallender. Voor de rest is het vogeltje olijfgroen van kleur. Het dier is nauw verwant aan het vuurgoudhaantje. Die ziet er op het eerste gezicht net zo uit, alleen heeft het vuurgoudhaantje een witte streep boven het oog en wat zwart bij het oog. Wie beide soorten van elkaar wil onderscheiden moet dus heel goed kijken. Vuurgoudhaantjes zijn nog veel minder vaak te spotten. Ze overwinteren in het Zuiden en komen hier alleen ’s zomers in het broedseizoen. Wat beide ‘haantjes’ gemeen hebben is hun aandoenlijke uiterlijk. Met hun grote ronde kraalogen en hun kogelronde pluizige lijfje hebben ze een hoge aaibaarheidsfactor.
Tip: In het Fullener Wald is de kans op goudhaantjes groot (langs de wandelpaden Fullener Waldweg en Fullener Moorweg). Ze overwinteren graag in een van de vele naaldbomen of het dichte struikgewas aan de rand van het bos.
Juist de koude wintermaanden zijn een prima tijd om andere wintervogels live te zien, zoals zwarte mezen en staartmezen. In de lente, als het buiten warmer wordt, komen de inheemse broedvogels in beeld. Het Fullener Wald is dan weer het toneel van allerlei vogels die zich thuisvoelen in het open landschap van veen en heide, maar ook van de broedvogels die horen bij het bos.