Waterbuffer: Geniaal ontwerp
De waterbufferende eigenschappen van veenmos zijn ronduit verbazingwekkend. Dit nietige plantje kan het twintigvoudige van zijn eigen gewicht aan water opslaan. Het ontwerp dat aan die eigenschap ten grondslag ligt is geniaal: De celstructuur van veenmos kent plasmacellen met chlorofyl, maar ook grote cellen die van binnen helemaal leeg zijn. Hun celwanden met een ronde opening zijn verstevigd met een soort verdikkingslijsten die voor stabiliteit zorgen. Veenmossen zijn de waterbuffers van het veen. Onder een sterke loep is te zien dat hun structuur bestaat uit levende groene cellen (assimilatiecellen) en grote, dode cellen (hyaliene cellen), een beetje als bij bubbeltjesfolie. Dit zorgt ervoor dat de plant met weinig biomassa een enorme buffercapaciteit kan bereiken – een spons is er niets bij. Daarnaast heeft veenmos aan zijn stengel nog meer voorraadscellen, die flesvormig zijn. Ook als de plant zelf uitdroogt blijven de voorraadkamers met water nog lang intact zodat de stofwisseling door kan gaan.
Opslagvermogen: Bij leven en daarna
De waterbindende structuur van veenmos en het feit dat de plantjes dichte kussens vormen, creëert een capillaire werking: het water kruipt omhoog. Op die manier spelen de pakketten een actieve rol bij het verhogen van het waterpeil in hoogveengebieden – ze vormen één gigantisch waterreservoir! Zonder veenmos en zijn bijzondere eigenschappen hadden we nooit hoogveen gehad. Wat een geniale prestatie voor een ogenschijnlijk zo nietig plantje. Al die kleine veenmosjes samen zijn tot ongekende prestaties in staat. Omdat hoogveengebieden zoveel water kunnen vasthouden, hebben ze een positief effect op het klimaat, een voordeel dat zelfs geldt voor herstelde en drooggelegde venen waar de turflaag blootligt. Veenmos behoudt zijn waterbufferende capaciteit, ook in lagen turf met veel onverteerd materiaal. Anders gezegd: Niet alleen het levende veenmos kan water opslaan, ook afgestorven plantjes doen dat.
Filtereffect: Mineralen erin, protonen eruit
De assimilatiecellen van het veenmos zijn omringd door een ongekende hoeveelheid water. Dankzij de hyaliene cellen eromheen hebben de binnenwanden van de assimilatiecellen een enorm groot oppervlak. De assimilatiecellen nemen mineralen op uit het omgevingswater met behulp van ionenwisselaars op hun celwanden. Een feit dat nog indrukwekkender wordt als je bedenkt dat regenwater nauwelijks voedingsstoffen bevat (amper meer dan gedestilleerd water!). Alleen zo is te verklaren dat de ionenwisselaars in de celwanden zo efficiënt zijn in het absorberen van kationen als magnesium of calcium. Bij dat proces scheiden de cellen H-deeltjes (protonen) af, die verantwoordelijk zijn voor de hoge zuurgraad van veenwater. Veenwater is met een pH-waarde tussen 3 en 4 bijna zo zuur als azijnzuur. Het zelfgecreëerde zure milieu is voor het veenmos van voordeel omdat het de groei van veenmos zelf stimuleert en de groei van andere soorten planten – op enkele specifieke veenplanten na – juist afremt. In de strijd om het overleven is dat een groot voordeel!
Plant wordt grondstof
De toppen van het veenmos groeien gestaag door, terwijl de onderkant afsterft. Onder het gewicht van het doorgroeiende mos comprimeren de afgestorven delen tot turf. De hoge zuurgraad in combinatie met het gebrek aan zuurstof door het onder water staan laten het verteringsproces bijna tot stilstand komen. De niet compleet vergane plantenresten resulteren in een positieve biomassabalans, oftewel: de turflaag wordt almaar dikker. In de loop van vele eeuwen kunnen dikke pakketten veen aangroeien. De bovenste, relatieve jonge lagen turf bevatten nog veel vrijwel onverteerd veenmos. Dat is lichter van kleur en de netstructuur van het mos is nog zichtbaar. Dit soort veen wordt witveen of bolster genoemd en kan water opzuigen als een spons. De dieper gelegen lagen, het zwartveen, zijn donker van kleur door de humuszuren. De plantjes in deze laag zijn sterker verteerd en de plantaardige structuur is bijna niet meer aanwezig. Zwartveen is rijk aan koolstof waardoor het geschikt is als brandstof.
Roter Franz en andere veenlijken: het bruine veenwater kleurt alle haren rood
De vondst van veenlijken, stille getuigen uit een ver verleden, is altijd een sensatie. Ook in het Bourtanger Moor werd zo’n honderd jaar geleden een veenlijk gevonden: Men doopte hem “Roter Franz”. Natuurlijk kwam meteen de vraag: waar kwam deze man, gevonden in het Versener Moor, vandaan? Hoe is hij gestorven en waarom? Veel vragen zijn nog onbeantwoord, maar men neemt aan dat Franz zo'n 2.000 jaar geleden als soldaat te paard slachtoffer is geworden van een moord en in het veen wegzonk. Omdat kleding en lichaam goed bewaard zijn gebleven, kon daaruit veel worden afgeleid. Eén ding is opmerkelijk: alle veenlijken hebben rood haar. Dat heeft niets te maken met hun eigen haarkleur maar met de samenstelling van het veenwater. Als het veenmos in het zure veenwater uiteenvalt komen daarbij looistoffen en humuszuren vrij – organische zuren die niet volledig zijn afgebroken –die het haar zijn rode kleur geven. Dat alle veenlijken rood haar hebben is dus geen wonder.