Heikikkers zijn geen liefhebber van het zure water van de hoogveenvennetjes. Ze houden meer van de drassige randgebieden van de hoog- en laagvenen waar ze voldoende voedsel vinden. Ze zijn relatief goed bestand tegen een hogere zuurgraad, zolang de pH-waarde maar niet onder de 4,5 komt, zoals in natte heide- en veenweiden. Dat is een concurrentievoordeel omdat ze anders hun (beperkte) leefgebied zouden moeten delen met de bruine kikkers, een soort waarmee ze vaak worden verward. Met uitzondering van de bronsttijd in het voorjaar zijn heikikkers lastig te onderscheiden van bruine kikkers. Een directe vergelijking laat wel zien dat de heikikkers veel kleiner zijn. Ook is hun snuit spitser en korter en hebben ze een grotere graafknobbel aan hun achterpoten en is de rugstreep scherper getekend. Soms hebben ze een lichte rugstreep, dan zijn ze makkelijk te onderscheiden zijn van de bruine kikker, maar vaak ontbreekt die streep of is hij heel onduidelijk. In de voortplantingstijd, in het voorjaar, is onduidelijkheid uitgesloten. Dan kleuren de mannetjes namelijk knalblauw! Ze scheiden een slijm af waardoor ze enkele dagen intens blauw zijn, al naar gelang de lichtval. Daarnaast zijn ze te herkennen aan hun paarroep die klinkt alsof er lucht ontsnapt uit een lege fles die je onder water houdt: wuob, wuob….