Eenarig wollegras (Eriophorum vaginatum)
Eenarig wollegras is gemakkelijk te onderscheiden van zijn zusje, het veenpluis: Eenarig wollegras groeit namelijk in pollen en ook de bloei en de uitgebloeide aren zien er heel anders uit. Er is één enkele, rechte aar met aan het einde van de stengel het witte pluisje. De plant heeft geen uitlopers als het veenpluis maar groeit in pollen, met grote wolharige pluimen. Eenarig wollegras bloeit al vroeg in het voorjaar. De opvallende witte pluisjes verschijnen later, in april/mei, en toveren het veen om tot een zee van witte puntjes.
Gras met pionierkracht: Als in een veengebied de natuur wordt hersteld is het eenarige wollegras met zijn karakteristieke pollen steevast een van de eerste groeiers in de slenken en drassige gronden. Om gewapend te zijn tegen de zuurstofarmoede door het permanent onder water staan blaast de plant zijn bladschedes op en vormt schedevormige bladen die een soort koker om de stengel vormen. Zo ontstaan grasbulten die in de loop der jaren steeds hoger en compacter worden. De bruine vezelbundeltjes van het verturfde wollegras zijn later nog jarenlang zichtbaar in wat in het Duits ‘Fasertorf’ (vezelturf) en in Nederland lokveen of wollegrasveen heet. Het moet de turfstekers heel wat moeite hebben gekost om met hun stikker door de taaie vezelvlokken heen te komen. Naar verluidt heeft menig scholier verschroeide wenkbrauwen opgelopen bij pogingen om in krantenpapier gerolde turfvezels op te roken – in ieder geval zullen ze hun experiment na die ervaring wel hebben gestaakt.
Het gras loopt al vroeg in het jaar uit en was daarom een geschikte voederplant voor schapen en tal van insecten.