Ook de, in het hoogveen levende vlinders zijn nauw verbonden met deze habitat, omdat hun larven zich met de moeras vegetatie voeden. Sommige rupsen zijn erg sterk met het gebied verbonden, omdat ze zich alleen maar één soort waardplant voeden (monofaag). Er zijn echter ook vlinders waarvan de rupsen polyfaag zijn en dus een verscheidenheid aan planten eten. Dat zorgt er weer voor dat de polyfaag rupsen onafhankelijker zijn en minder bedreigd worden in hun bestaan.
De parelmoervlinders gelden als typische veen-en heide vlinders. De uiterst zeldzame veenbesparelmoervlinder (boloria aquilonaris) en de zilveren maan vlinder (boloria selene) horen hier ook bij. De rupsen van de veenbesparelmoervlinder voedt zich alleen aan de veenbes, terwijl de rupsen van de zilveren maan vlinder graag viooltjes eet, zoals het moerasviooltje (viola palustris).
Een van meest zeldzame vlinders is de in het Bargerveen levende aardbeivlinder (pyrgus malvae). Hij komt alleen voor in droge en vochtig-warme gebieden, zoals in het moerasgebied in het Bargerveen, waar de rupsen zich voeden aan planten uit de rozenfamilie, zoals bijvoorbeeld de tormentil (potentilla erecta).
Het pimpernelblauwtje (maculinea teleius) en zijn ‚zusje‘, het heideblauwtje (Lycaeides idas) met haar rode vlekjes onderaan de vleugels, zijn typische ‘veenspecialisten’. Het bijzondere is dat deze blauwtjes de eigenschap hebben een myrmecophile soort te zijn. Dat betekent dat deze vlinders door het uitstoten van feromonen (suikerachtige lokstoffen) en door uiterlijke kenmerken, mieren zover krijgen ze te beschermen, te voeden en als medebewoner van ‘hun volk’ te accepteren. De rupsen van het heideblauwtje hebben bovendien klieren waarmee ze mieren ‘verleiden’ zodat ze ze als nestgenootjes adopteren. Blauwtjes vliegen hoofdzakelijk in midzomer over de heide-en veenvlakten van het Bargerveen. Speciale natuurexcursies met vrijwilligers van Staatsbosbeheer in Zwartemeer nemen u graag mee naar de plekjes in het gebied waar deze mooie (veen)vlinders leven.
In het Fullener Bos, een bosgebied die als experimenteel bos op voormalig hoogveen staat, woont de grote weerschijnvlinder (apatura iris). In de larvenperiode heeft hij weiden randen en brede bosgangen (paden) die vochtig en warm zijn, nodig. Daar leeft tot de herfst de groene rups die onderscheidend is door zijn "hoorns" op de kop, vervolgens verpopt, zodat hij volgend voorjaar als een vlinder kan rondvliegen. Dit is een van de grootste vlinders van Europa - donker gekleurd, met prachtig blauw oplichtende vlakken en witte beschilderingen op de vleugels. Wie deze vlinder graag wil zien moet naar de hemel kijken, aangezien ze graag boven in boomkronen rondvliegen. Door de intensieve landbouw zijn weide randen in bossen zeldzaam geworden en zo ook de leefruimte van de weerschijnvlinders. De grote weerschijnvlinder is zodoende in de deelstaat Nedersachsen sterk bedreigd (categorie 2 van de rode lijst).