Aan de randen van de turfwinningsgebieden vallen de gedeponeerde kienhoutstapels, of zelfs de kienhoutwanden zeker op.
Dat zijn oeroude boom stompen en stammen, die in het veen verborgen waren. Met de turfwinning kwamen ze aan het licht en werden aan de rand van de verveningsgebieden gedeponeerd. Kienhout komt waarschijnlijk van de pijnboom, waarvan de duizenden jaren oude wortels en resten vaak werden gevonden. Zij dateren nog uit de tijd van turf vorming, ontstaan direct na de ijstijd. Op de minerale ondergrond van zand vormden zich toendertijd door o.a. dikke ijslagen waterondoorlatende lagen die ervoor zorgden dat neerslag niet in de bodem kon verzakken.Stonden deze in verbinding met de toevoer van grondwater (inhammen), dan vormden zich in de diepere gebieden, bijvoorbeeld langs kreken en sloten, laagveen in uitgedroogde meren en hoogveen op de zandbodems.
Opnieuw en langzaam vormden zich na de ijstijd, weer bossen in de drogere gebieden. Ook aan de randen van de moerasgebieden groeiden langzaam weer bomen en struiken. In het begin waren dat vooral dennenbomen en later, toen het warmer werd, ook eiken, elzen en berken. Al deze bomen werden door de groei van het veen in de natte perioden overwoekerd en werd de afbraak van het organische materiaal door de humuszuren van het veen verhindert. Kienhout ontstaat dus door het jarenlange opslag van hout onder in het zuurstofontsloten veen. Door de langzame en langdurige ijzer-tannine reactie en opslag in het hout, die uit de ijzerrijke en zure bodem komen, ontstaat de hardheid en het houdbaarheid van dit hout. Zo werden dus de oeroude bossen dus eerst door het veen overwoekerd, om vervolgens daarin bewaard te blijven.
Hoogveengebieden zijn natte leefgebieden zonder bomen, zodat de oerbossen alleen aan de randen van die gebieden groeiden. Het is dus logisch dat men kienhout tijdens het turfsteken alleen op bepaalde plekken vond. Voormalige turfstekers berichtten van bijzondere vindplaatsen in het Nederlandse Oosterwolde, noordelijk van het Bargerveen, richting Assen –vanouds een bosgebied - daarom dus de naam, of het kienhout in het Rühlermoor, terwijl in de aangrenzende Rühlerfeld veel minder is gevonden.