Het veen zou zonder de bloeiende hei heel wat minder aantrekkelijk zijn. De paarse heide trekt elke zomer weer vele bezoekers. De dophei bloeit als eerste, daarna volgt de struikheide – en kleuren hele velden paars. Beide soorten zijn goed te onderscheiden op grond van hun groeiwijze. Struikheide groeit vrij bossig en de afzonderlijke bloemetjes zitten aan het uiteinde van een takje. Dopheide heeft grotere bloemen die in trosjes aan de toppen van opgerichte stengels zitten.
Heideplanten zoals de struikheide (Calluna vulgaris), dopheide (Erica tetralix) en de lavendelheide (Andromeda polifolia) hebben erg veel licht nodig en verdragen beslist geen schaduw. Wat ze gemeen hebben, is dat al deze drie soorten net als woestijnplanten een skeletachtige (scleromorfe) bouw kennen!
Dit type bouw komt voor bij planten in omgevingen waar weinig water aanwezig is. Een kenmerk zijn bijvoorbeeld de harde leerachtige blaadjes en de naar buiten omgekrulde bladeren. Die opgerolde bladeren zorgen ervoor dat de wind niet langs de kleine huidmondjes aan de onderkant van het blad kan strijken. De onderkant van de bladeren in licht behaard en wasachtig. Dat beschermt ze in de winter tegen vochtverlies.
Maar waarom is dat zo als er in het veen water in overvloed aanwezig is?
Het antwoord luidt: ’s Winters lijden de veenplanten onder droogtestress. In regenrijke, noordelijke streken is het vooral de kou die voor droogte zorgt. Juist planten die langzaam groeien hebben veel tijd nodig om blad te vormen. Daarom is juist voor hen late vorst zo gevaarlijk. In het vochtige veengebied blijft de vorst lang in de grond. Per slot van rekening heeft de wind in dit boomloze gebied vrij spel. Dat alles zijn factoren die uitdroging bevorderen.
Daarnaast is de „woestijnlook“ een reactie op een gebrek aan mineralen. Door het bladoppervlak zo klein mogelijk te houden, is er een minimum aan biomassa nodig om de plant te laten overleven in voedselarme omgevingen, zoals het veen. En omdat er in het veen niet voldoende voedsel is voor de heideplanten, leven die vaak in symbiose met schimmels (mycorrhiza). Heide levert suikers aan de schimmels en krijgen in ruil daarvoor voedingsstoffen en water.